Betekenis van:
periodiek
periodiek (de/het ~ | meervoud periodieken)
Zelfstandig naamwoord
- jaarlijkse salarisverhoging
"u gelieve de salarisschaal en periodiek te vermelden"
"een periodiek toekennen"
Hyponiemen
periodiek
Zelfstandig naamwoord
- regelmatig, met tussenpozen
"het periodiek systeem"
"periodieke onthouding"
Synoniemen
Hyperoniemen
periodiek
Zelfstandig naamwoord
- een regelmatig verschijnend tijdschrift
"Bij de kiosk verkoopt men allerlei periodieken."
periodiek (de/het ~ | meervoud periodieken)
Zelfstandig naamwoord
- drukwerk waarvan met vaste tussenpozen afleveringen verschijnen
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
periodiek
Bijvoeglijk naamwoord
- periodisch, regelmatig terugkerend
Voorbeeldzinnen
- periodiek worden vastgesteld;
- Initieel/periodiek onderzoek (2)
- Periodiek regenererend systeem (katalysator, roetfilter):
- Het Bureau doet periodiek verschijnen
- Het werkprogramma wordt periodiek herzien.
- Die lijst wordt periodiek bijgewerkt.
- Vervanging na een periodiek onderzoek
- Een entiteit toetst de effectiviteit periodiek.
- zij worden al dan niet periodiek uitgevoerd;
- (datum van het volgende periodiek onderzoek)
- De Commissie neemt periodiek de volgende maatregelen:
- Deze platforms dienen naar behoefte periodiek te worden vervangen.
- Iedere aangemelde instantie publiceert periodiek alle relevante informatie over:
- Tijdschriften worden periodiek gedrukt (wekelijks, tweewekelijks of maandelijks).
- aanpassing in veld 5: nieuw verworven taalkennis of periodiek taalexamen