Betekenis van:
persoonlijk

persoonlijk
Bijvoeglijk naamwoord
  • betrekking hebbend of uitgevoerd door de persoon zelf
"Zo'n kaartje is heel wat persoonlijker dan een e-mail die gericht is aan iedereen."
persoonlijk
Bijvoeglijk naamwoord
  • ieder afzonderlijk persoon betreffend
"iemand persoonlijk gelukwensen"

Synoniemen

persoonlijk
Bijvoeglijk naamwoord
  • behorend tot of betr. hebbend op een bepaald persoon
"persoonlijke eigendommen"
"persoonlijke bezittingen"

Synoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Ik zal jou persoonlijk bezoeken.
  2. Hij ging er persoonlijk naartoe.
  3. Je zou hem beter persoonlijk aanspreken.
  4. Waarom raadpleeg je niet persoonlijk een advocaat?
  5. Ik heb persoonlijk nooit een UFO gezien.
  6. Portugal heeft gedecriminaliseerd het persoonlijk bezit van drugs.
  7. Ik heb van hem gehoord maar ik ken hem niet persoonlijk.
  8. Ik heb van hem gehoord, maar ik ken hem niet persoonlijk.
  9. Persoonlijk identificatienummer: …
  10. Persoonlijk identificatienummer: …
  11. Persoonlijk identificatienummer: …
  12. 71 Persoonlijk
  13. Persoonlijk identificatienummer: …
  14. Persoonlijk identificatienummer
  15. Persoonlijk identificatienummer: ….