Betekenis van:
peul

peul
Zelfstandig naamwoord
  • het langwerpig omhulsel rond erwten, bonen of kapucijners
"We hebben lekker peentjes en peultjes met nieuwe aardappels en gewelde boter gegeten."
peul (de ~ | meervoud peulen)
Zelfstandig naamwoord
  • dop v.e. doosvrucht

Hyperoniemen

Hyponiemen

peul
Zelfstandig naamwoord
  • groente die met peul en al gegeten wordt

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Peul
  2. Bonen (met peul)
  3. Erwten (met peul)
  4. Erwten (zonder peul)
  5. Bonen (zonder peul)
  6. Erwten (met peul) (Peultjes (suikererwt))
  7. Erwten (zonder peul) (Doperwt, groene erwt, keker)
  8. Erwten (zonder peul) (Doperwt, groene erwt, keker)
  9. Kreukzadige doperwt, rondzadige doperwt en peul
  10. Bonen (met peul) (Sperzieboon (prinsessenboon, slaboon), pronkboon, snijboon, kousenband)
  11. Met betrekking tot dithiocarbamaten (mancozeb) is een dergelijke aanvraag ingediend voor gebruik op erwten zonder peul.
  12. Aubergines, bananen, bloemkool, druiven, sinaasappelsap [3], erwten (bevroren/vers, zonder peul), paprika's, tarwe.
  13. Bloemkool, pepers, tarwe, aubergines, druiven, erwten (bevroren/vers, zonder peul), bananen en sinaasappelsap
  14. Aubergines, bananen, bloemkool, druiven, sinaasappelsap [4], erwten (bevroren/vers, zonder peul), paprika's, tarwe
  15. Aubergines, bananen, bloemkool, tafeldruiven, sinaasappelsap [3], erwten (vers/bevroren, zonder peul), paprika’s en tarwe.