Betekenis van:
peuter
peuter (de ~ | meervoud peuters)
Zelfstandig naamwoord
- jong kind
"baby's, peuters en kleuters"
Hyperoniemen
peuter
Zelfstandig naamwoord
- een jong kind in de leeftijd van een tot vier jaar
"De peuter brabbelde de hele dag door."
peuter
Zelfstandig naamwoord
- harde klap; harde klap; harde klap; harde klap; harde klap; klap; opdonder; harde klap of stoot; harde klap of trap; flinke klap; hard schot; harde klap
Synoniemen
- oplawaai
- aai
- baffer
- beuk
- doodklap
- dreun
- hijs
- kleun
- lel
- opdoffer
- opdonder
- oplazer
- opsodemieter
- opstopper
- optater
- peut
- watjekouw
- ram
- poeier
- hengst
- loeier
- opduvel
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Gebruik van kinderopvang per week voor het jongste in het huishouden wonende kind (inclusief betaalde opvangouders en peuter- en kleuteronderwijs; met uitzondering van verplicht onderwijs)
- In dit besluit wordt verstaan onder:1. peuter- en kleuteronderwijs: onderwijsactiviteiten in georganiseerd verband vóór het begin van de leerplicht in het basisonderwijs;
- Tot de sectorale subprogramma's behoren:a) het Comenius-programma, dat is toegesneden op de behoeften van degenen die onderwijs geven of volgen van het niveau van het peuter- en kleuteronderwijs tot aan het eind van het voortgezet onderwijs, alsook van de instellingen en organisaties die dit onderwijs verzorgen;