Betekenis van:
piek
piek
Zelfstandig naamwoord
- scherp toelopende ruimte in het onderachterschip
"De zeilers vonden nog wat eten in de piek van het onderachterschip"
Hyperoniemen
piek (de ~ | meervoud pieken)
Zelfstandig naamwoord
- hoogtepunt v.e. beweging
"een piek in [de kijkcijfers/de verkoop/het elektriciteitsverbruik]"
"normaal hebben we een piek van 11 tot 12 uur"
Hyperoniemen
piek
Zelfstandig naamwoord
- in opwaartse richting uitstekend deel
"De bergbeklimmer was nog niet op die hoge piek geweest."
piek
Zelfstandig naamwoord
- ''natuurwetenschap'': een signaal dat zich uit als een maximum in een kromme
"Die twee pieken overlappen te veel om ze goed te kunnen scheiden."
piek (de ~ | meervoud pieken)
Zelfstandig naamwoord
- versiering voor in de kerstboom
Hyperoniemen
piek
Zelfstandig naamwoord
- een muntstuk ter waarde van één gulden
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Piek: 11,76
- Piek II
- Piek III:
- Piek: 10,42
- Tryptamine-piek
- Piek II:
- DPPE-piek
- Piek III
- de gecorrigeerde piek-piek drukverandering
- Buiten de piek: 3,48
- Buiten de piek: 6,02
- Buiten de piek: 4,6
- Buiten de piek: 4,54
- Maximale piek-e.i.r.p.-dichtheid
- het gemiddelde van alle piek-piek drukmetingen Δpi, i ≥ 10