Betekenis van:
pijpen
pijpen
Werkwoord
- een melodie spelen op de speelpijp van, met name, een rietinstrument zoals de doedelzak
"Hij pakte zijn zakpijp en pijpte een vrolijk deuntje."
pijpen
Werkwoord
- (een man) met de mond bevredigen; fluiten
"naar iemands pijpen dansen"
Synoniemen
Hyperoniemen
pijpen
Werkwoord
- orale seks bedrijven
pijpen
Werkwoord
- (''Limburg'') roken.
pijp (de ~ | meervoud pijpen)
Zelfstandig naamwoord
- deel v.e. broek dat om het been gaat; pijp v.e. broek
"lange/korte pijpen"
"nauwe/wijde pijpen"
Synoniemen
Hyperoniemen
pijp (de ~ | meervoud pijpen)
Zelfstandig naamwoord
- instrument om tabak te roken; kleine tabakspijp
"een pijp stoppen"
"een Goudse/Turkse pijp"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Pijpen
- „buizen en pijpen”:
- Pijpen en fittings
- Draagconstructie voor pijpen
- buizen en pijpen
- Pijpen en pijpenkoppen
- Buizen, pijpen en holle profielen
- Buizen en pijpen, van aluminium
- buizen en pijpen van onderverdeling 81089060 [1]
- buizen en pijpen bedoeld bij onderverdeling 81089060
- Buizen en pijpen van aluminium, gelegeerd
- Buizen en pijpen van aluminium, gelegeerd
- Buizen en pijpen van aluminium, niet-gelegeerd
- Bochtstukken, T-stukken en fittingen voor pijpen
- Buizen en pijpen van aluminium, niet-gelegeerd