Betekenis van:
pissen

pissen
Werkwoord
  • vloeibare afvalstoffen lozen via de urinebuis
"Hij moest heel nodig pissen."
pissen
Werkwoord
  • plassen; plassen; wateren; plassen; wateren; plassen
"het kan niet missen: wie veel drinkt, moet veel pissen"

Synoniemen

Hyperoniemen

pissen
Werkwoord
  • mbt. regenval

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen