Betekenis van:
planten
planten
Werkwoord
- (een plant) in de aarde zetten om te laten groeien of bloeien
planten
Werkwoord
- rechtop op de genoemde plaats doen zitten, rusten, staan
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
planten
Zelfstandig naamwoord
- een taxonomische groep waarvan de meeste leden uit cellulose bestaande celwanden hebben en aan fotosynthese doen
plant (de ~ | meervoud planten)
Zelfstandig naamwoord
- elk van stengel en bladeren voorzien gewas dat zijn voedsel uit de aarde opneemt
"inheemse/uitheemse planten"
"een teer plantje"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Planten groeien snel na regen.
- Water is onmisbaar voor planten.
- Waarom zouden sommige planten eenjarig zijn en andere meerjarig?
- In maart is de grond nog te koud om iets in de tuin te planten.
- PLANTEN
- „Planten
- Gedroogde planten
- vatbare planten:
- Inzake planten
- LAGERE PLANTEN
- Vaste planten
- Betrokken planten
- Gedroogde planten — bv. herbariumspecimens
- Planten voor specifieke toepassingen
- Zaden van andere planten: