Betekenis van:
plat
plat
Bijvoeglijk naamwoord
- niet dik of hoog
"zo plat als een dubbeltje"
"platte borden"
plat
Bijvoeglijk naamwoord
- horizontaal (adverb)
"een plat dak"
"plat gaan"
plat
Bijvoeglijk naamwoord
- zonder verheffingen of diepten
"platte borsten"
"het platte landschap"
plat
Bijvoeglijk naamwoord
- met dialect; volgens een dialect; dialectisch
"plat praten"
Synoniemen
plat
Bijvoeglijk naamwoord
- vlak van vorm met verwaarloosbare hoogteverschillen
"Na bewerking met een hamer had het stuk ijzer een plattere vorm gekregen."
plat
Bijvoeglijk naamwoord
- ''overdrachtelijk'': van weinig culterele diepgang getuigend, boers, dialectisch
"Zijn platte praat werd hem niet in dank afgenomen."
plat
Bijvoeglijk naamwoord
- plat; onbeschaafd; ordinair; platvloers
"platte humor"
Synoniemen
plat
Zelfstandig naamwoord
- een algemene aanduiding voor een locale dialectvorm
"In het plat bestaat daar een prachtige uitdrukking voor."
plat
Zelfstandig naamwoord
- een vlakgemaakte plek aan of op een huis
"We zaten op het platje thee te drinken."
plat
Zelfstandig naamwoord
- een onderzeese vlakte
"Er is op het continentaal plat naar olie geboord."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- De batterijen in mijn rekenmachine zijn plat.
- Ze geloofden dat de wereld plat was.
- Ooit dacht men dat de wereld plat was.
- Vroeger dachten mensen dat de aarde plat was.
- toestellen met een plat beeldscherm
- Schouder smal en plat, met zichtbare beenderen
- Schouder matig ontwikkeld tot bijna plat
- Schouder plat en het been is zichtbaar
- Schouder matig ontwikkeld tot bijna plat
- Rand van het Schotse continentale plat
- De uitdrukking „plat beeldscherm” omvat geen kathodestraalbuistechnologie.
- Schouder: smal en plat; het been is zichtbaar
- Enkelvoudige buis in plat vlak, lampvoet GR8 (2-pins), GR10q (4-pins) of GRY10q3 (4-pins)
- aan de voorzijde bedekt met vlechtstoffen, ook indien deze zijn samengebonden of plat geweven;
- Wanneer de verlichting wordt uitgeschakeld, kan gebruik worden gemaakt van een plat verwarmingstoestel.