Betekenis van:
plezier

plezier (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • genoegen, vermaak
"plezier in [zwemmen]"
"ergens plezier in hebben"

Synoniemen

Hyperoniemen

plezier
Zelfstandig naamwoord
  • een staat van genoegen
"Hij ondervond veel plezier daarvan."
plezier
Zelfstandig naamwoord
  • iets wat genoegen schept
"Hij deed haar daarmee een pleziertje."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Veel plezier!
  2. Veel plezier!
  3. Veel plezier!
  4. We gaan veel plezier beleven.
  5. We hadden veel plezier samen.
  6. Ik meng niet graag zaken met plezier.
  7. Doe mij een plezier en zwijg.
  8. Wil je me een plezier doen?
  9. Veel plezier op het feestje, John.
  10. Hij beleeft plezier aan lange boswandelingen.
  11. Het doet mij plezier dat ge terug zijt.
  12. Het is met veel plezier dat we u hier verwelkomen.
  13. Het is gemakkelijker plezier te maken dan te werken.
  14. Wilt ge mij een plezier doen? Leent ge mij een beetje geld?
  15. Plezier bevindt zich altijd in het verleden of in de toekomst maar nooit in het heden.