Betekenis van:
pluizen
pluizen
Werkwoord
- in vlokken uiteentrekken
"Fransje Goldeweijn keek over haar altijd nijvere bezige handen, welke onafgebroken pluksel plozen, met haar bedriegelijk helder, half blinde oog, haar bezoekster aan."
pluis (de ~ | meervoud pluizen)
Zelfstandig naamwoord
- pluizig materiaal van planten of dieren
"De pluizen van de paardebloem werden meegevoerd door de wind."
"Een pluis eendendons"