Betekenis van:
plus
plus
Zelfstandig naamwoord
- +: teken voor (optelling van) positieve getallen
"Deze plus zou een min moeten zijn."
plus
Zelfstandig naamwoord
- ''overdrachtelijk'': een voordeel
"We moeten alle plussen en minnen eerst eens goed op een rijtje moeten zetten."
plus (de/het ~ | meervoud plussen)
Zelfstandig naamwoord
- de positieve magneto-elektrische pool
"Een batterij heeft een plus en een min."
Synoniemen
Hyperoniemen
plus (de/het ~ | meervoud plussen)
Zelfstandig naamwoord
- wiskundig teken voor optellen; wiskundig teken voor optellen
"plus en min"
Synoniemen
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Twee plus twee is vier.
- Vijf plus drie is acht.
- Vijf plus twee is zeven.
- Vijf plus drie is acht.
- „Plus”-factor
- Target-plus
- E-Plus E1
- de „target-plus”-regeling.
- „Target-plus”-regeling
- plus een redelijke winst,
- Interne productiecontrole plus productkeuring via individueel onderzoek
- Conclusies over de „target-plus”-regeling
- Het rentetarief was Libor plus 100 basispunten.
- 900000000 ITL (464810 EUR) als kapitaalsubsidie, plus
- Interne productiecontrole plus producttests onder toezicht