Betekenis van:
polymeer

polymeer
Zelfstandig naamwoord
  • een reuzenmolecuul dat bestaat uit een sequentie van één of meerdere identieke of soortgelijke onderdelen die aan elkaar zijn gekoppeld
"Het is niet juist om alle polymeren 'plastics' te noemen omdat zij lang niet allemaal plastisch te vervormen zijn."
polymeer
Bijvoeglijk naamwoord
  • betrekking hebbend op de vorming van een polymeer
"Deze polymere verbinding ontleedt gemakkelijk."

Voorbeeldzinnen

  1. Polymeer
  2. Natuurlijk polymeer
  3. Natuurlijk polymeer
  4. Geen (polymeer)
  5. mangaanethyleenbis (dithiocarbamaat) (polymeer)
  6. mangaanethyleenbis(dithiocarbamaat) (polymeer)
  7. buteen, polymeer met etheen
  8. azijnzuurethenylester, polymeer met etheen
  9. glutaaraldehyd-polymeer (INNCN)
  10. Vinylalcohol-polymeer, PVOH
  11. propenylstearaat, polymeer met ethenylacetaat
  12. methylethoxysiloxaan cyclisch polymeer
  13. polymeer zinkpropyleenbis(dithiocarbamaat)
  14. 2,5-furandion, polymeer met etheen
  15. 2-propeenamide, polymeer met ethenylbenzeen