Betekenis van:
prijs
prijs
Zelfstandig naamwoord
- prijs die de politie uitlooft in sommige criminele zaken
"Er staat een prijs op zijn hoofd"
Hyperoniemen
Hyponiemen
prijs (de ~ | meervoud prijzen)
Zelfstandig naamwoord
- beloning voor de winnaar v.e. wedstrijd
"in de prijzen vallen"
"de (eerste) prijs behalen/winnen"
Hyperoniemen
Hyponiemen
prijs
Zelfstandig naamwoord
- de gevraagde geldsom bij verkoop
"De prijzen zijn deze winter sterk gestegen."
prijs
Zelfstandig naamwoord
- een uitzonderlijke beloning, bijvoorbeeld voor een bepaalde prestatie
"Hij won de tweede prijs in de loterij."
prijs
Zelfstandig naamwoord
- wat men in een loterij e.d. wint
Hyperoniemen
Hyponiemen
prijs
Zelfstandig naamwoord
- kaartje waar de prijs op staat; kaartje dat de prijs vermeldt van een artikel; datgene waar de prijs op staat
Synoniemen
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Iedereen heeft zijn prijs.
- De prijs is juist.
- Is die prijs inclusief BTW?
- Ieder van hen kreeg een prijs.
- Ik kon de eerste prijs winnen.
- Ze werden het eens over de prijs.
- Hij won vorige week de prijs.
- Hij sprong niet hoog genoeg om een prijs te winnen.
- Ik streed met hem om de eerste prijs.
- Ik heb deze jurk voor een lage prijs gekocht.
- Het lijkt dat hij de eerste prijs zal winnen.
- Ze pochte met het winnen van de eerste prijs.
- De prijs van dit boek is met de helft verlaagd.
- Kan je de prijs een beetje laten zakken?
- Het meisje kreeg een prijs voor goed gedrag.