Betekenis van:
prikken

prikken
Werkwoord
  • spuiten
"[patiënten] prikken"

Hyperoniemen

prikken
Werkwoord
  • een prik of steek toedienen, met een dun voorwerp doorboren
prikken
Werkwoord
  • een injectie geven

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

prik (de ~ | meervoud prikken)
Zelfstandig naamwoord
  • lichte, scherpe steek; felle tik of prik met een scherp voorwerp
"een prik krijgen"
"dat is vaste prik"

Synoniemen

Hyperoniemen

prik (de ~ | meervoud prikken)
Zelfstandig naamwoord
  • injectie
"een prik krijgen"
"een prik halen (bij de dokter)"

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Prikken n.e.g
  2. Zij mogen geen punten of uitstekende oppervlakken hebben die het gevaar van prikken opleveren.
  3. Het product mag geen punten of uitstekende oppervlakken hebben die het gevaar van prikken opleveren.
  4. Scherpe instrumenten: voor de uitoefening van bepaalde medische handelingen benodigde voorwerpen of instrumenten die kunnen snijden of prikken en verwondingen en/of infecties kunnen veroorzaken.
  5. Om verwonding door prikken, snijden, inklemmen of afknellen of ander lichamelijk letsel te voorkomen, moeten aanraakbare randen afgerond of afgeschuind zijn en mogen de vergrendelingen geen punten of uitstekende oppervlakken vertonen.
  6. De fabricage omvat nog steeds dezelfde procedés als vroeger: uitlekken van de wrongel, in een vorm plaatsen, tweemaal handmatig zouten met droog, grof zout waarbij de kaas diverse malen wordt omgedraaid, vervolgens prikken van het zuivel met lange naalden waardoor er lucht bijkomt die maakt dat de Penicillium glaucum zich kan ontwikkelen.