Betekenis van:
privé
privé
Bijvoeglijk naamwoord
- behorend tot of betr. hebbend op een bepaald persoon
"sorry, maar dat is privé"
"strikt privé"
Synoniemen
privé
Bijvoeglijk naamwoord
- ''alleen predicatief:'' voor persoonlijk gebruik gereserveerd
"Deze toegang tot het meer is privé."
Voorbeeldzinnen
- Zij huurde een privé-detective.
- Privé-reizen
- privé gebruik;
- Privé-reizen (code 240)
- privé-detective („Berufsdetektiv”);
- E-mail (privé, zakelijk).”.
- Telefoonnummers (mobiel, privé, zakelijk);
- E-mail (privé, zakelijk).
- Overige privé-reizen (code 243)
- bij toeristische of privé-reizen:
- „Privé”-functies dienen uitsluitend ter informatie.
- handelingen die privé en niet bedrijfsmatig zijn verricht,
- gebruik van een persoonlijk e-mailadres (privé of kantoor);
- de stortingen, giften of legaten van andere staten, organisaties en programma's van de Verenigde Naties, andere regionale of internationale organisaties, en overheids- of privé-instellingen of privé-personen;
- Privé-reizen (code 240) is onderverdeeld in drie subcategorieën: Uitgaven voor gezondheid (code 241), Uitgaven voor onderwijs (code 242) en Overige privé-reizen (code 243).