Betekenis van:
programma
programma (het ~ | meervoud programma's)
Zelfstandig naamwoord
- opsomming van gebeurtenissen
"het programma afwerken"
"op het programma staan"
Hyperoniemen
programma (het ~ | meervoud programma's)
Zelfstandig naamwoord
- uitzending op radio of tv; programma dat uitgezonden wordt
"een programma zien/horen"
"een programma uitzetten/afzetten"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
programma
Zelfstandig naamwoord
- een applicatie voor de computer
"Hij schreef een nieuw programma in C++."
programma
Zelfstandig naamwoord
- aantal activiteiten voor een bepaalde tijd
"We hebben een heel programma om de kinderen bezig te houden."
programma
Zelfstandig naamwoord
- een uitzending op radio of televisie
"Het journaal is een veelbekeken programma."
programma
Zelfstandig naamwoord
- een los blaadje met informatie over de uitvoering of het concert dat men bijwoont
"Wilt u een programma, meneer?"
programma
Zelfstandig naamwoord
- onderling afgesproken doelstelllingen en plannen
"Dit past niet binnen het programma van onze partij."
programma (het ~ | meervoud programma's)
Zelfstandig naamwoord
- reeks opdrachten voor een computer
"een programma schrijven"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- Het programma sluit af met het volkslied.
- Dat programma is verre van perfect.
- Ik weet niet of het een programmafout is, maar dit programma werkt niet zoals het zou moeten.
- PROGRAMMA
- Programma
- Operationeel programma
- Investerings- programma
- Totaal programma
- Per programma
- Communautair programma
- PROGRAMMA-ACTIVITEITEN
- OPERATIONEEL PROGRAMMA
- Uitgebreid programma
- Per programma
- Uitgebreid programma