Betekenis van:
pruimen
pruim (de ~ | meervoud pruimen)
Zelfstandig naamwoord
- kleine ronde vrucht
"gedroogde pruimen"
"pruimen plukken"
Hyperoniemen
Hyponiemen
pruim (de ~ | meervoud pruimen)
Zelfstandig naamwoord
- pluk tabak om op te kauwen of te zuigen
"een pruim tabak"
Synoniemen
Hyperoniemen
pruim (de ~ | meervoud pruimen)
Zelfstandig naamwoord
- vrouwelijk geslachtsdeel; (vulgair) vagina; vagina; (vulgair) vagina; schaamspleet; vagina; buisvormig deel van de vrouwelijke geslachtsorganen bij mensen en hogere dieren, dat toegang verleent tot de baarmoeder; zwak iemand; vagina
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Pruimen
- pruimen
- met pruimen
- Pruimen, gedroogd
- zonder pruimen
- Pruimen en sleepruimen”
- pruimen en sleepruimen
- Pruimen en sleepruimen, vers
- Pruimen (Kwets, reine-claude, mirabel)
- geen pruimen of vijgen bevattend
- Amandelen, kersen, pruimen, appelen, meloenen en peren
- bepaalde soorten pruimen verkregen uit „prunes d'Ente”.
- Abrikozen, kersen, perziken (nectarines daaronder begrepen), pruimen en sleepruimen, vers:
- Groenten en fruit — Verwerking van vijgen en pruimen
- Pitten van abrikozen, perziken of pruimen, gebruikt voor menselijke consumptie