Betekenis van:
punt
punt (het ~ | meervoud punten)
Zelfstandig naamwoord
- eenheid van waardering
"punten pakken"
"goede punten krijgen"
Hyperoniemen
Hyponiemen
punt (de/het ~ | meervoud punten)
Zelfstandig naamwoord
- leesteken zoals aan het eind v.e. zin
"de puntjes op de i zetten"
"een punt zetten"
Hyperoniemen
punt (meervoud punts)
Zelfstandig naamwoord
- eenheid van de hoogte van drukletters
"Het font van niet groter zijn dan drie punten"
"een A4-tje, enkelzijdig, minimaal 8 punts font"
Hyperoniemen
punt
Zelfstandig naamwoord
- cijfer voor rapport of tentamen; waardering in getallen
"Je moet wel een goed punt halen voor die toets."
"Slechte punten halen"
Synoniemen
Hyperoniemen
punt
Zelfstandig naamwoord
- een spits toelopend uiteinde
punt
Zelfstandig naamwoord
- een klein deel van een oppervlak met een afwijkende kleur
punt
Zelfstandig naamwoord
- een leesteken (in de vorm van een stip) dat een zin afsluit
punt
Zelfstandig naamwoord
- een teken (in de vorm van een stip) achter een muzieknoot dat aangeeft dat deze anderhalf keer zo lang dient te duren
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Ik sta op het punt je iets belangrijk te vertellen.
- Ik sta op het punt uit te gaan.
- Ze staan op het punt weg te gaan.
- Ik was het op dat punt met hem eens.
- Hij stond op het punt weg te gaan toen de telefoon ging.
- Wij worden allemaal naar één enkel punt samengedreven
- In Nederland is het de gewoonte dat, wanneer bij de bouw van een huis het hoogste punt bereikt is en de dakpannen gelegd kunnen worden, de opdrachtgever de bouwvakkers op zogenaamd "pannenbier" trakteert om dit te vieren. Er wordt dan een vlag in de nok van het huis geplaatst. Is de opdrachtgever te gierig om te trakteren, dan wordt geen vlag, maar een bezem geplaatst.
- Punt
- Punt
- Punt
- 1 punt–
- Punt 85.
- Punt 7;
- PUNT XIII
- punt 3.11.