Betekenis van:
pupil

pupil
Zelfstandig naamwoord
  • leerling.
"Hij liet zijn pupillen niet merken dat hij enigszins van zijn stuk was."
pupil
Zelfstandig naamwoord
  • opening in het midden van de iris in het oog
"Zijn pupillen vernauwden zich toen hij werd blootgesteld aan het felle licht."
pupil (de ~ | meervoud pupillen)
Zelfstandig naamwoord
  • kind of leerling

Hyperoniemen

Hyponiemen

pupil (de ~ | meervoud pupillen)
Zelfstandig naamwoord
  • zwarte rondje in je oog

Hyperoniemen

pupil
Zelfstandig naamwoord
  • verstelbare lensopening in fototoestel; relatieve opening of lichtsterkte van een lens of lenzenstelsel, bij fotografische objectieven uitgedrukt door de verhouding van de werkzame diameter tot de brandpuntsafstand

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen