Betekenis van:
rampzalig
rampzalig
Bijvoeglijk naamwoord
- op een ramp uitdraaiend
"Die overstroming heeft rampzalige gevolgen!"
rampzalig
Bijvoeglijk naamwoord
- vol van ellende
"(met) rampzalige gevolgen"
Synoniemen
- belabberd
- besodemieterd
- deerlijk
- deplorabel
- erbarmelijk
- godsjammerlijk
- jammerlijk
- kommerlijk
- kommervol
- lamentabel
- miserabel
- rampspoedig
- beklagenswaardig
- ellendig
- godverlaten
Hyperoniemen
rampzalig
Bijvoeglijk naamwoord
- rampzalig; erg ellendig
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- De Griekse autoriteiten zijn van mening dat een negatief besluit en de daaruit voortvloeiende terugvordering van de betrokken bedragen rampzalig zou zijn voor het land.