Betekenis van:
reëel
reëel
Bijvoeglijk naamwoord
- met de werkelijkheid overeenstemmend
"Dat is geen reële voorstelling van zake."
reëel
Bijvoeglijk naamwoord
- geneigd zich praktisch op te stellen
"Hij is een stuk reëler geworden."
reëel
Bijvoeglijk naamwoord
- echt; voorkomend; feitelijk; eigenlijk; lichamelijk; werkelijk; als in de werkelijkheid; werkelijk
"een reë(e)l(e) kans/gevaar/risico"
"een reëel getal"
Synoniemen
Hyperoniemen
reëel
Bijvoeglijk naamwoord
- verstandig, zakelijk
"een reële schatting/kijk/kerel/vent"
Synoniemen
reëel
Bijvoeglijk naamwoord
- tot de verzameling getallen behorend die op de getallenrechte ligt
Voorbeeldzinnen
- reëel
- 2000 reëel
- 2003 reëel
- 03 reëel
- Netto resultaat 2002 (reëel)
- zij moeten reëel zijn;
- Omzet 2002 (reëel)
- Bedrijfs-resultaat (EBIT) 2002 (reëel)
- (Reëel/geraamd/gemiddeld gewicht van de soorten)
- Ten derde was dit publieke belang reëel.
- Disconteringspercentage (reëel disconteringspercentage) = [risicovrij rendement + (marktrisicopremie x β)] - inflatiepercentage.
- Vermeld of de voet reëel of nominaal is.
- De Commissie kan deze gestelde eigen bijdragen dan ook niet als reëel en actueel aanmerken.
- De hoeveelheid wordt aangegeven als een reëel getal met drie decimalen.
- Reëel brutomaandsalaris (geen loonschalen), inclusief sociale en andere op het loonstrookje vermelde premies.