Betekenis van:
rechter
rechter (de ~ | meervoud rechters)
Zelfstandig naamwoord
- iemand belast met de rechtspraak
"de militaire rechter"
"de rechtvaardige rechters"
Hyperoniemen
rechter
Zelfstandig naamwoord
- persoon die rechtspreekt, persoon die een oordeel velt
rechter
Bijvoeglijk naamwoord
- rechts
"de rechter [hersenhelft/hemisfeer/duim/wijsvinger/knie/enkel]"
"in de rechter (boven/onder)la"
rechter
Bijvoeglijk naamwoord
- aan de tegenovergestelde zijde van het lichaam waar gewoonlijk het hart zit
"Ik heb hier de rechter sok, maar waar is de linker gebleven?"
Voorbeeldzinnen
- Deze rechter is niet omkoopbaar.
- Het oordeel van de rechter is definitief.
- Onder de rechter
- De rechter legde hem een jaar gevangenisstraf op.
- De rechter kent het recht
- Niemand is rechter in zijn eigen zaak
- Niemand vindt gehoor (bij de rechter) wanneer hij zich beroept op zijn eigen schandelijk gedrag
- Rechter Hooggerechtshof
- Rechter, noordelijke districtsrechtbank;
- rechter of rechtbank
- Rechter bij het Hooggerechtshof.
- (rechter en linker) zijaanzicht,
- TOEGANG TOT DE RECHTER
- Rechter-advocaat-generaal
- Rechter Thaung Lwin