Betekenis van:
regenen

regenen
Werkwoord
  • mbt. regenval
"pijpenstelen regenen"
"het regent dat het giet"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

regenen
Werkwoord
  • het vallen van neerslag in de vorm van waterdruppels
"Het zal snel gaan regenen."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Het zal regenen vanmiddag.
  2. Gaat het morgen regenen?
  3. Gaat het vanmiddag regenen?
  4. Het gaat regenen.
  5. Het begon te regenen.
  6. Het gaat regenen.
  7. Het begon te regenen.
  8. Het bleef een week regenen.
  9. Opeens begon het te regenen.
  10. Wanneer begon het te regenen?
  11. Het bleef drie dagen regenen.
  12. Het bleef de hele dag door regenen.
  13. Het zal zonder twijfel gaan regenen.
  14. Ik ben bang dat het gaat regenen.
  15. Het zal gauw stoppen te regenen.