Betekenis van:
regenseizoen
regenseizoen (het ~ | meervoud regenseizoenen)
Zelfstandig naamwoord
- jaargetijde waarin het veel regent; jaargetijde waarin het veel regent
"In Zaïre zijn er maar twee seizoenen: het regenseizoen en het droog seizoen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- Het regenseizoen begint in Juni.