Betekenis van:
regulier

regulier
Bijvoeglijk naamwoord
  • gangbaar; normaal; gewoon
"(de) reguliere geneeskunde/geneeswijzen/gezondheidszorg/hulpverlening"
"een regulier(e) arts/dienstverband"

Synoniemen

regulier
Bijvoeglijk naamwoord
  • van, als in een klooster

Synoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Volgt regulier onderwijs, maar had vakantie
  2. Paspoortnummers: a) 0508734, b) 1432126 (Libanon), c) regulier-RL0160888 (Libanon), d) D00290903 (Liberia), e) Z01037744 (Nederland), f) regulier-B0744958 (Venezuela).
  3. Student of leerling die de laatste vier weken regulier onderwijs volgde
  4. De aanklager is als kapitaalvennootschap actief op het gebied van regulier busvervoer, chartervervoer, stadsbusvervoer in Znojmo en internationaal vervoer.
  5. Verbeteren van de transparantie op het gebied van staatssteun, onder meer door indiening van een regulier jaarverslag bij de Europese Gemeenschap, en opstellen van een omvattende inventaris van staatssteunregelingen.