Betekenis van:
rekenen
rekenen
Werkwoord
- aannemen
"op zo'n twintig man rekenen"
Hyperoniemen
Hyponiemen
rekenen
Werkwoord
- als bedrag vragen
"een bedrag (voor iets) rekenen"
Hyperoniemen
Hyponiemen
rekenen
Werkwoord
- getallen manipuleren
"Hij rekent erg langzaam, maar wel foutloos."
rekenen
Werkwoord
- in rekening brengen, factureren
"Deze garage rekent veel voor het vervangen van een uitlaat."
rekenen
Werkwoord
- ''~ op'' vast vertrouwen op de uitkomst van een berekening of afspraak
"Daar was niet op gerekend."
rekenen
Werkwoord
- het aantal bepalen waaruit een hoeveelheid bestaat
"zeven kubieke meter rekenen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
rekenen
Werkwoord
- met getallen, cijfers werken, volgens de regels hoeveelheden, aantallen benoemen, samenstellen en ontbinden
"goed/snel kunnen rekenen"
"uit het hoofd rekenen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Op hem kan je rekenen.
- Je kan wanneer dan ook op me rekenen.
- Je kan er rekenen dat we de volgende keer een betere service zullen leveren.
- Je kan altijd op Jane rekenen om het te zeggen zoals het is.
- Niet toe te rekenen
- de aan visverwerking toe te rekenen omzet.
- de aan visverwerking toe te rekenen omzet.
- Aan de overheid toe te rekenen
- Deze financiering is toe te rekenen aan de Belgische staat.
- Zodoende zijn deze maatregelen de staat toe te rekenen.
- Zij rekenen zichzelf ook tot de bedrijfstak van de Gemeenschap.
- Direct toe te rekenen uitgaven zijn bijvoorbeeld de betaling van de installateur.
- in uitzonderlijke en onvoorzienbare omstandigheden die de onderneming niet zijn toe te rekenen.
- Integendeel, in normale marktomstandigheden had de bedrijfstak van de EG op een hogere verkoop kunnen rekenen.
- Deze monopoliepositie stelt de GDS-aanbieder in staat aanbieders van reisdiensten hogere prijzen aan te rekenen.