Betekenis van:
rekening

rekening
Zelfstandig naamwoord
  • de optelsom van te betalen bedragen
"Hij kreeg een fikse rekening gepresenteerd."
rekening (de ~ | meervoud rekeningen)
Zelfstandig naamwoord
  • opgave van geleverde goederen en/of diensten en van het bedrag dat ervoor betaald moet worden
"voor [iemands/eigen/mijn] rekening"
"een gepeperde rekening"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

rekening (de ~ | meervoud rekeningen)
Zelfstandig naamwoord
  • staat waarop naar debet en credit aangetekend wordt wat iem. aan de houder van die staat betalen moet of bij hem tegoed heeft
"een rekening openen"
"een rekening-courant"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Hier is de rekening.
  2. De rekening, alstublieft.
  3. De rekening, alstublieft.
  4. Mag ik de rekening alstublieft.
  5. De rekening bedroeg 100 dollar.
  6. Ik zal u direct de rekening brengen.
  7. Zet dat maar op mijn rekening.
  8. Je moet rekening houden met zijn leeftijd.
  9. Zou ik de rekening mogen hebben, alstublieft?
  10. Per slot van rekening blijft niets eeuwig bestaan.
  11. Na het eten vroeg ik om de rekening.
  12. Je moet rekening houden met zijn geestelijke gesteldheid.
  13. Een andere factor waar rekening mee moet worden gehouden is, dat de huidige situatie gunstig is voor ons.
  14. "Het is prima," lachte Dima. "Ik ben per slot van rekening nog in de groei. Ik groei er wel in."
  15. "O jeetje..." zuchtte Al Sayib. "Nou, hoeveel heb je nodig? Er staat iets van 10 mille op mijn offshore rekening te staan."