Betekenis van:
rekening
rekening
Zelfstandig naamwoord
- de optelsom van te betalen bedragen
"Hij kreeg een fikse rekening gepresenteerd."
rekening (de ~ | meervoud rekeningen)
Zelfstandig naamwoord
- opgave van geleverde goederen en/of diensten en van het bedrag dat ervoor betaald moet worden
"voor [iemands/eigen/mijn] rekening"
"een gepeperde rekening"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
rekening (de ~ | meervoud rekeningen)
Zelfstandig naamwoord
- staat waarop naar debet en credit aangetekend wordt wat iem. aan de houder van die staat betalen moet of bij hem tegoed heeft
"een rekening openen"
"een rekening-courant"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- Hier is de rekening.
- De rekening, alstublieft.
- De rekening, alstublieft.
- Mag ik de rekening alstublieft.
- De rekening bedroeg 100 dollar.
- Ik zal u direct de rekening brengen.
- Zet dat maar op mijn rekening.
- Je moet rekening houden met zijn leeftijd.
- Zou ik de rekening mogen hebben, alstublieft?
- Per slot van rekening blijft niets eeuwig bestaan.
- Na het eten vroeg ik om de rekening.
- Je moet rekening houden met zijn geestelijke gesteldheid.
- Een andere factor waar rekening mee moet worden gehouden is, dat de huidige situatie gunstig is voor ons.
- "Het is prima," lachte Dima. "Ik ben per slot van rekening nog in de groei. Ik groei er wel in."
- "O jeetje..." zuchtte Al Sayib. "Nou, hoeveel heb je nodig? Er staat iets van 10 mille op mijn offshore rekening te staan."