Betekenis van:
rem
rem (de ~ | meervoud remmen)
Zelfstandig naamwoord
- dat wat een beweging doet vertragen
"dat was een echte rem voor mij"
"alle remmen losgooien"
Hyperoniemen
Hyponiemen
rem
Zelfstandig naamwoord
- een mechanisme dat iets vertraagt of tot stilstand brengt
"De remmen van zijn fiets waren kapot."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- We moeten de rem verder uittesten.
- Rem lost
- Ep-rem (indirecte elektropneumatische rem)
- (Aangepaste) handbediende rem (voorwiel)
- Afstelling van de rem
- Categorie L (rem achterwielen):
- (Aangepaste) voetbediende rem (achterwiel)
- REM: kalibratie en uitvoering
- Aangepaste rem- en acceleratiesystemen, gecombineerd
- Door de rem opgenomen vermogen
- De rem werkt aan één kant niet
- begrenzingen van de rem-energie; en
- Geval A — Rem alleen op wielen (remblokken):
- Niet naar de rem gecorrigeerd vermogen
- Beproeven van de rem (operationele inspectie)