Betekenis van:
rem

rem (de ~ | meervoud remmen)
Zelfstandig naamwoord
  • dat wat een beweging doet vertragen
"dat was een echte rem voor mij"
"alle remmen losgooien"

Hyperoniemen

Hyponiemen

rem
Zelfstandig naamwoord
  • een mechanisme dat iets vertraagt of tot stilstand brengt
"De remmen van zijn fiets waren kapot."
rem (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • snelle beweging v.d. ogen in de slaap

Hyperoniemen

rem (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • eenheid voor radioactieve straling

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. We moeten de rem verder uittesten.
  2. Rem lost
  3. Ep-rem (indirecte elektropneumatische rem)
  4. (Aangepaste) handbediende rem (voorwiel)
  5. Afstelling van de rem
  6. Categorie L (rem achterwielen):
  7. (Aangepaste) voetbediende rem (achterwiel)
  8. REM: kalibratie en uitvoering
  9. Aangepaste rem- en acceleratiesystemen, gecombineerd
  10. Door de rem opgenomen vermogen
  11. De rem werkt aan één kant niet
  12. begrenzingen van de rem-energie; en
  13. Geval A — Rem alleen op wielen (remblokken):
  14. Niet naar de rem gecorrigeerd vermogen
  15. Beproeven van de rem (operationele inspectie)