Betekenis van:
repareren
repareren
Werkwoord
- iets weer in werkende staat brengen
"De auto was niet meer te repareren."
repareren
Werkwoord
- er bovenop komen; herstellen; repareren; wat stuk is repareren
"de waterleidingen repareren"
"een fiets repareren"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- Ik moet het repareren.
- Ik heb mijn computer laten repareren.
- Ik heb de deur laten repareren.
- Ik moet mijn fiets laten repareren.
- Ik liet mijn broer mijn fiets repareren.
- Ik liet mijn zoon de deur repareren.
- Ik heb mijn fiets laten repareren.
- Ik kan de computer niet repareren.
- We repareren allerlei soorten klokken hier.
- Het is het niet waard om deze auto te repareren.
- Het is goedkoper om de fiets te repareren dan een nieuwe te kopen.
- Stoppen, verstellen, repareren en veranderen van kleding
- Repareren van banden, inclusief monteren en uitbalanceren
- "technologie" voor het installeren, onderhouden en repareren van materialen, bedoeld in 1C001;
- het schoonmaken, herbewerken, repareren of herbouwen van elektronische onderdelen of samenstellingen;