Betekenis van:
retour

retour
Zelfstandig naamwoord
  • teruggang, neergang
"Die is aardig op z'n retour en heeft duidelijk betere dagen gekend."
retour
Zelfstandig naamwoord
  • kaartje voor heen- en terugreis
"Mag ik twee retourtjes Utrecht?."
retour (het ~ | meervoud retours)
Zelfstandig naamwoord
  • kaartje voor heen en terug; kaartje voor heen en terug; zenuwen
"een retour Almelo"
"op zijn retour zijn"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. een retour- of rondreisticket.
  2. reservering van een retour- of rondreisticket;