Betekenis van:
retour
retour
Zelfstandig naamwoord
- teruggang, neergang
"Die is aardig op z'n retour en heeft duidelijk betere dagen gekend."
retour
Zelfstandig naamwoord
- kaartje voor heen- en terugreis
"Mag ik twee retourtjes Utrecht?."
retour (het ~ | meervoud retours)
Zelfstandig naamwoord
- kaartje voor heen en terug; kaartje voor heen en terug; zenuwen
"een retour Almelo"
"op zijn retour zijn"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- een retour- of rondreisticket.
- reservering van een retour- of rondreisticket;