Betekenis van:
rijden
rijden
Werkwoord
- vooruit komen (van voertuigen)
"er rijden vandaag geen treinen"
"licht rijden"
Hyperoniemen
rijden
Werkwoord
- zich verplaatsen op een rijdier
"op een paard rijden"
Hyperoniemen
Hyponiemen
rijden
Werkwoord
- zich verplaatsen met behulp van een voertuig
"Zij reden naar Amsterdam."
rijden
Werkwoord
- iemand met een voertuig ergens heen brengen
"Hij heeft mij naar Amsterdam gereden."
rijden
Werkwoord
- zich voortbewegen op een rijdier (bijv. een paard)
"Zij reed op een ruin."
rijden
Werkwoord
- met voertuig rijden; zich verplaatsen met een voertuig; rijdend omwerpen
"rijden naar"
"met/op de fiets rijden"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Ik wil niet rijden.
- Te snel rijden is gevaarlijk.
- Mijn grote broer kan rijden.
- Laten we naar het meer rijden.
- Ik kan auto rijden, maar Tom niet.
- Dronken rijden is een serieus probleem.
- In de meeste europese landen moeten auto's rechts rijden.
- Je moet niet rijden onder invloed van drank.
- Tom is te jong om auto te rijden.
- Het is gevaarlijk om zo snel te rijden.
- De bestuurder werd bekeurd wegens te snel rijden.
- Ik moet sneller rijden om de verloren tijd in te halen.
- Jim is het nog niet gewend van aan de linkerkant van de weg te rijden.
- Ik wil met de fiets rijden omdat ik ver van mijn school woon.
- Gevaarlijk rijden