Betekenis van:
rijp
rijp
Bijvoeglijk naamwoord
- (van vruchten en gewassen) zijn volle wasdom bereikt hebbend
"rijp(e) fruit/vruchten"
"een rijpe vrouw"
Hyperoniemen
rijp
Bijvoeglijk naamwoord
- tot volwassenheid gekomen zijnde
"Hij is rijp voor de tien kilometer."
rijp
Bijvoeglijk naamwoord
- de eetbare toestand bereikt hebbend
"Alleen de rijpe vruchten zijn lekker."
rijp
Zelfstandig naamwoord
- rijm, aangevroren mist
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Wij hebben enkel rijp fruit verzameld.
- (rijp)
- 6 aangevroren mist (rijp)
- kunstsneeuw en -rijp (decoratieartikel);
- Andere dan volledig rijp geoogste Vicia sativa
- De watermeloenen moeten voldoende ontwikkeld en rijp genoeg zijn.
- De producten moeten voldoende ontwikkeld en rijp genoeg zijn.
- De kiwi's moeten voldoende ontwikkeld en rijp genoeg zijn.
- DOC — CMD — wijn met een oorsprongsbenaming die is bereid uit druiven welke volledig rijp zijn geoogst;
- Perziken en nectarines moeten zodanig rijp en ontwikkeld zijn dat zij:
- Soorten van Vicia met uitzondering van Vicia faba en van volledig rijp geoogste Vicia sativa
- De honing wordt rijp en koud geoogst, gedecanteerd, opgeslagen en verpakt.
- vast en voldoende rijp; de kleur en de smaak van het vruchtvlees moeten wijzen op voldoende rijpheid;
- „ontdooiingssysteem”: het systeem dat is bedoeld voor het verwijderen van rijp of ijs van het buitenoppervlak van de voorruit;
- Het kenmerk fruitig wordt nader aangeduid met rijp, wanneer het kenmerkend is voor olie die aan rijpe vruchten doet denken en van groene en rijpe vruchten afkomstig is.