Betekenis van:
ring
ring (de ~ | meervoud ringen)
Zelfstandig naamwoord
- cirkelvormige weg om een stad
"de ring rond [Antwerpen/Brussel]"
"op de ring"
Hyperoniemen
Hyponiemen
ring (de ~ | meervoud ringen)
Zelfstandig naamwoord
- cirkelvormig ding
"een ring(etje) in je oor"
"er uitzien om door een ringetje te halen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
ring (de ~ | meervoud ringen)
Zelfstandig naamwoord
- arena
"in de ring verschijnen/stappen"
"in de ring"
Hyperoniemen
ring (de ~ | meervoud ringen)
Zelfstandig naamwoord
- sieraad voor om een vinger
"een ring dragen"
"een ring om/aan je vinger"
Hyperoniemen
Hyponiemen
ring
Zelfstandig naamwoord
- een cirkelvormig sieraad voor om de vinger.
"Hoe vaak draagt u uw ring?"
ring
Zelfstandig naamwoord
- een cirkelvormig voorwerp.
"De ringen van Saturnus zijn indrukwekkend."
ring
Zelfstandig naamwoord
- een plaats waar gestreden wordt.
"Hij kwam de ring in en werd toegejuigd."
ring
Zelfstandig naamwoord
- een gebied waar bestuurd wordt.
"Hij woont in die ring op de kaart."
ring
Zelfstandig naamwoord
- een rondweg.
"Bij de volgende ring gaan we rechtaf."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- De ring was nergens te vinden.
- De ring kon nergens gevonden worden.
- De ring was nergens te vinden.
- Het is uit tussen ons. Geef me mijn ring terug!
- Haar verloofde gaf haar een heel grote ring.
- Haar ring viel in een rivier en zonk naar de bodem.
- Welke kleur heeft de uiterst rechtse ring op de Olympische vlag?
- Als je met me wilt trouwen zul je op de knieën moeten en me een ring moeten geven.
- RING SMOLYAN
- Meetlichaam (ring)
- RING PLOVDIV
- beweegbare metalen ring
- Verwekingstraject (ring- en kogelproef)
- Tomato black ring virus,
- Ring centre midden van de kraag