Betekenis van:
risico
risico
Zelfstandig naamwoord
- een mogelijk gevaar voor schade
"Het risico dat er wordt ingebroken is gelukkig niet zo groot."
Voorbeeldzinnen
- Risico in uitstel
- Ik wil niet het risico lopen het te verliezen.
- Hij zei dat hij van plan was een risico te nemen.
- Risico
- Laag risico:
- Hoog risico
- hoog risico,
- normaal risico,
- Laag risico
- Risico-evaluatie
- Volledig risico:
- Algemeen risico
- Middelgroot risico:
- Specifiek risico
- laag risico.