Betekenis van:
ruil
ruil (de ~ | meervoud ruilen)
Zelfstandig naamwoord
- het ruilen
"(iets geven) in ruil voor (iets anders)"
"een ruil aangaan met iemand"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
ruil
Zelfstandig naamwoord
- een uitwisseling van goederen
"Hij bood het te ruil aan."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Ik gaf hem drie boeken in ruil voor z'n hulp.
- In ruil ontvangt ING van Nederland de volgende risicovrije kasstromen:
- Ruil van schulden tegen aandelen (zie maatregel in tabel 2)
- Ruil van schulden tegen aandelen (zie maatregel in tabel 2)
- Het herstructureringsplan voorzag in een kapitaalafschrijving vóór de ruil, waarvoor toestemming van de aandeelhouders vereist was; de ruil kon dus niet meteen plaatsvinden.
- Op verzoek van de belanghebbende kunnen in ruil voor een reeds afgegeven attest deelattesten worden afgegeven.
- In ruil voor de lening moeten de reders hun vis in Oostende laten veilen.
- Transacties die voorzien in de ruil van twee betalingen bestaan uit twee betalingsgedeelten.
- Tot 31 maart 2015 voert de bevoegde autoriteit een dergelijke ruil op verzoek uit.
- ETVA heeft derhalve geen nieuwe aandelen gekregen in ruil voor de kapitaalinjectie.
- Tegenpost van uitbetaalde gelden in ruil voor door informatieplichtigen gekochte effecten.
- TFS verwierf de aandelen hoofdzakelijk in ruil voor opeisbare vorderingen van TFS op Huta Jedność.
- een „schulden tegen aandelen-ruil” door de uitgifte van convertibele obligaties;
- Zij kunnen ook leren bepaalde taken te verrichten in ruil voor een beloning.
- Dergelijke wijzigingen worden aangebracht in ruil voor prestaties van werknemers over de periode tot de desbetreffende vergoedingen onvoorwaardelijk worden toegezegd.