Betekenis van:
ruiten
ruiten
Bijvoeglijk naamwoord
- geruit
"een ruiten jasje/rok"
ruiten
Zelfstandig naamwoord
- een kleursoort in het kaartspel
ruit (de ~ | meervoud ruiten)
Zelfstandig naamwoord
- motiefje; patroon gevormd door snijdende lijnen; geometrisch figuur dat er uitziet als een uitgerekt vierkantje
"Schotse ruiten"
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Ruiten
- Andere ruiten van kunststofglas
- Voorruit en andere ruiten
- Toestand van de ruiten
- Andere ruiten van gelaagd glas
- Vervanging van deuren en ruiten
- Andere ruiten van gelijkmatig gehard glas
- Hamer om ruiten in te slaan ontbreekt.
- Ruiten of transparante panelen in onaanvaardbare toestand.
- Elektrische bediening van ruiten, dakpaneelsystemen en scheidingssystemen
- Hamer om ruiten in te slaan ontbreekt.
- de elektrische bediening van de ruiten, dakpanelen en scheidingssystemen.
- „elektrisch bediende ruiten”: ruiten die kunnen worden gesloten met behulp van door het voertuig geleverd elektrisch vermogen.
- Ruiten of transparante panelen (indien toegestaan) zijn gebarsten of verkleurd.
- Nooduitgang(en) (met inbegrip van hamers om ruiten in te slaan), borden met opschrift „nooduitgang”