Betekenis van:
rust
rust (de ~ | meervoud rusten)
Zelfstandig naamwoord
- afwezigheid van (muziek)noten; rust in een muziekstuk
"[twee/drie] tellen/maten rust"
Synoniemen
Hyperoniemen
rust
Zelfstandig naamwoord
- een toestand van ontspanning na arbeid, moeite of inspanning
"Een mens heeft minstens acht uur rust per dag nodig."
rust (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- kalmte, stilte; toestand zonder geluid
"er heerst hier een weldadige rust"
"de rust is weergekeerd/teruggekeerd"
Synoniemen
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Rust in vrede.
- Laat me met rust!
- Laat me met rust.
- Teveel rust is roest.
- Laat me alsjeblieft met rust.
- Terwijl hij rust, luistert hij naar muziek.
- Kon je mij niet gewoon met rust laten?
- Voeg geen zinnen toe uit bronnen waar auteursrecht op rust.
- Rust is het beste medicijn
- Heilige Heer Jezus, geef hun rust
- Wat in rust is, niet verstoren", "Geen slapende honden wakker maken
- Rust
- Bloeddruk (in rust): …
- ECG (in rust): …
- Rust- en slaapplaatsen