Betekenis van:
ruw
ruw
Bijvoeglijk naamwoord
- niet bewerkt
"(een) ruw(e) olie/materiaal/diamant"
"een ruwe versie"
Synoniemen
ruw
Bijvoeglijk naamwoord
- oneffen, niet glad
"Een ruw oppervlak veroorzaakt veel wrijving."
ruw
Bijvoeglijk naamwoord
- grof, onbesuisd
"Die ruwe kerel gaf hem een pak rammel."
ruw
Bijvoeglijk naamwoord
- onbeschaafd; niet beschaafd; van karakter; onbehouwen
"ruw taalgebruik"
"[de stilte] ruw verstoren"
Synoniemen
Hyperoniemen
ruw
Bijvoeglijk naamwoord
- niet precies; ongeveer
"een ruwe schatting/raming/indeling/schets"
"een ruwe versie"
Synoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Deze handdoek voelt ruw aan.
- Toen stiet de aars een ruw lied uit
- Ruw
- „RUW”
- RUW
- ruw
- (RUW)
- ruw
- ruw distillaat
- Ruw zink
- Ruw zink
- Ruw vet
- Ruw nikkel
- Uitlaat ruw
- enigszins ruw