Betekenis van:
ruzie
ruzie (de ~ | meervoud ruzies)
Zelfstandig naamwoord
- toestand waarin men in ernstig conflict is met anderen
"de ruzie liep hoog op"
"hooglopende ruzie"
Synoniemen
- bonje
- disharmonie
- herrie
- kif
- kift
- onaangenaamheden
- onaangenaamheid
- onenigheid
- onmin
- stront
- trammelant
- twist
- kwestie
- mot
- onvrede
- heibel
Hyperoniemen
ruzie
Zelfstandig naamwoord
- toestand waarin men in ernstig conflict is met anderen
"Zij kregen ruzie en keerden elkaar woedend de rug toe."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Hij hunkert altijd naar ruzie.
- Ze maken veel ruzie, maar voor het grootste deel schieten ze goed met elkaar op.
- Het leek erop dat de ruzie eindelijk uitgepraat zou worden, toen Mark olie op het vuur gooide door te beginnen over de vraag wie de schuldige was.