Betekenis van:
samenwerken
samenwerken
Werkwoord
- ''~ met'' met een of meer aan hetzelfde werken
" Hij kon goed met iemand samenwerken."
Voorbeeldzinnen
- samenwerken met anderen
- het als bemanning samenwerken,
- het als bemanning samenwerken,
- samenwerken met het gemeenschappelijk controleorgaan;
- gelijktijdig kunnen samenwerken voor "contourbesturing", en
- gelijktijdig kunnen samenwerken voor "contourbesturing", en
- De dierenarts moet multidisciplinair kunnen samenwerken.
- samenwerken met de in artikel 15 bedoelde instanties en programma’s;
- op hun bevoegdheidsterrein samenwerken met het communautaire referentielaboratorium;
- samenwerken met laboratoria met hetzelfde takenpakket in derde landen
- twee of meer assen die gelijktijdig kunnen samenwerken voor "contourbesturen";
- meer dan twee assen die gelijktijdig kunnen samenwerken voor "contourbesturen".
- meer dan twee assen die gelijktijdig kunnen samenwerken voor "contourbesturen".
- vijf of meer assen die gelijktijdig kunnen samenwerken voor "contourbesturen";
- Aantal ondernemingen die actief innoveren en die samenwerken op innovatiegebied