Betekenis van:
schaal

schaal (de ~ | meervoud schalen)
Zelfstandig naamwoord
  • getalsverhouding
"op schaal"
"schaal [1: 10000]"

Hyperoniemen

schaal (de ~ | meervoud schalen)
Zelfstandig naamwoord
  • harde, buitenste bekleding van sommige organische produkten
"een schaal (van een ei) breken"

Hyperoniemen

Hyponiemen

schaal (de ~ | meervoud schalen)
Zelfstandig naamwoord
  • maatstaf om verhouding aan te geven
"de schaal van Richter"
"de schaal van Beaufort"

Synoniemen

Hyperoniemen

schaal (de ~ | meervoud schalen)
Zelfstandig naamwoord
  • glazen of stenen (opdien)schotel
"een schaal (met) fruit"
"een schaal koekjes"

Hyperoniemen

Hyponiemen

schaal (de ~ | meervoud schalen)
Zelfstandig naamwoord
  • weegtoestel; gerei om te wegen
"gewicht in de schaal leggen"
"de schaal doen doorslaan"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

schaal
Zelfstandig naamwoord
  • voorwerp waar men iets kan inleggen
schaal
Zelfstandig naamwoord
  • buitenkant van een ei of vrucht
schaal
Zelfstandig naamwoord
  • verhouding van de grootte tussen een model en een echt voorwerp
schaal
Zelfstandig naamwoord
  • bepaalde ijking op een grafiek , as of eenheid

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Op de atomaire schaal zien we kwantummechanische effecten die niet door de klassieke mechanica verklaard kunnen worden.
  2. de schaal;
  3. Halve schaal
  4. Volgens schaal
  5. Schaal 360°
  6. Halve schaal
  7. Vogeleieren, uit de schaal
  8. Schaal- en weekdieren, gekookt
  9. Voorbehandeling van de schaal
  10. Bovenaanzicht van de schaal
  11. Schaal- en schelpdieren (2)”
  12. Vogeleieren, uit de schaal
  13. eieren in de schaal)
  14. Radiodiensten op kleine schaal
  15. Halve schaal AI