Betekenis van:
schaap
schaap
Zelfstandig naamwoord
- ''Ovis aries'', een holhoornige herkauwer waarvan de gedomesticeerde soort wol levert
"De meeste kinderboerderijen houden ook schapen."
schaap (het ~ | meervoud schapen)
Zelfstandig naamwoord
- beklagenswaardig, zielig persoon
"een arm schaap"
Synoniemen
Hyperoniemen
schaap (het ~ | meervoud schapen)
Zelfstandig naamwoord
- soort belegger, iem. die noch haussier, noch baissier is
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Er is een zwart schaap in elke kudde.
- We kunnen thuis geen schaap houden. Wat moeten we er daar mee doen?
- Democratie moet meer zijn dan twee wolven en een schaap die stemmen over wat ze 's avonds zullen eten.
- Vroeger vroegen de kleintjes me een schaap voor ze te tekenen, nu willen ze dat ik ze leer hoe je een commit doet. Tijden veranderen.
- schaap
- voor schaap- en geitachtigen:
- Grondoppervlakte per schaap/geit (in m2)
- C = koe; E = schaap; G = geit.
- „schaap”: huisdier van de soort Ovis aries;
- 100 EUR per gedood schaap of gedode geit,
- Rund, kalf, varken, eenhoevigen (equidae), schaap en geit:
- % CM = percentage koemelk; C = koe; E = schaap; G = geit.
- het laatste tijdstip waarop een schaap of geit op het bedrijf is gehouden, of
- In geval van bevestiging van TSE bij een schaap of een geit:
- Een artikel in de vorm van een schaap, met een hoogte van ongeveer 10 cm.