Betekenis van:
schakelen

schakelen
Werkwoord
  • een verbinding tot stand brengen
"Hij schakelde van het eerste naar het tweede net."
schakelen
Werkwoord
  • koppeling inschakelen; versnelling bedienen
"schakelen in/naar [de derde versnelling]"

Synoniemen

Hyperoniemen

schakelen
Werkwoord
  • vissen met een schakelnet

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. = Schakelen
  2. Schakelen
  3. Schakelen
  4. In te schakelen versnelling bij mechanische versnellingsbak
  5. apparatuur waarin gebruik wordt gemaakt van "optisch schakelen"; of
  6. apparatuur waarin gebruik wordt gemaakt van "optisch schakelen";
  7. apparatuur waarin gebruik wordt gemaakt van "optisch schakelen"; of
  8. apparatuur waarin gebruik wordt gemaakt van "optisch schakelen";
  9. Bij het schakelen is evenwel een korte overlap toegestaan.
  10. "Optisch schakelen" (5): bepaling van de route of schakelen van optische signalen zonder omzetting in elektrische signalen.
  11. Bovendien schakelen scheepswerven onderaannemers in omdat dit juist goedkoper is dan het zelf inhuren van arbeidskrachten.
  12. Deze cycli mogen continu worden uitgevoerd (d.w.z. zonder de motor uit te schakelen tijdens de cycli).
  13. Het moet onmogelijk zijn voor onbevoegden om het systeem uit te schakelen.
  14. Elektrische apparatuur voor het schakelen of voor het beveiligen van stroomkringen
  15. Oostenrijks belangrijkste opgave voor de middellange termijn bestaat erin over te schakelen op een kennisintensievere economie.