Betekenis van:
schamel

schamel
Bijvoeglijk naamwoord
  • waarvoor men zich schaamt
"Dit is toch een schamele vertoning."
schamel
Bijvoeglijk naamwoord
  • gering in omvang
"Ik heb een schamel bedrag bij elkaar gespaard."
schamel
Bijvoeglijk naamwoord
  • armoedig; armoedig; armoedig; erg pover; in slechte staat
"een schamel(e) woning/vertoning"
"schamele bezittingen/kleding/resten"

Synoniemen

schamel
Bijvoeglijk naamwoord
  • klein in maat of hoeveelheid
"een schamel(e) oogst/resultaat"
"schamel gekleed"

Synoniemen

Hyperoniemen

schamel
Zelfstandig naamwoord
  • zitplaats op rijtuig

Synoniemen

Hyperoniemen