Betekenis van:
schema
schema (het ~ | meervoud schema's)
Zelfstandig naamwoord
- voorstelling die een vereenvoudigd beeld geeft van een inrichting, samenstelling of werking
"een schema van de werking van de telefoon"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
schema (het ~ | meervoud schema's)
Zelfstandig naamwoord
- plan voor werkwijze
"een schema maken"
"een schema voor [een opstel]"
Hyperoniemen
Hyponiemen
schema (het ~ | meervoud schema's)
Zelfstandig naamwoord
- planning voor taken of gebeurtenissen; tijdsplanning; planning
"een vast schema (aanhouden/volgen)"
"een schema voor [de klusjes in huis]"
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Schema
- Normaal schema
- Schema 1
- Vervroegd schema (op doktersadvies)
- Overeenkomstig het schema.
- Het XML-schema
- SCHEMA VOOR PRESTATIETESTS
- of karakteristiek schema: …
- Schema voor prestatietests
- Schema voor de berichten
- Schema en markeringen
- Schema wissels en kruisingen
- Schema van het uitwijkmanoeuvre
- (schema in bijlage 1)
- SCHEMA VAN WERKDAGEN EN OPENINGSUREN