Betekenis van:
schemer
schemer (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- toestand of periode van zwak licht bij zonsop- en -ondergang
"de schemer valt/is ingevallen"
"in schemer gehuld zijn"
Synoniemen
- schemering
- deemstering
- halfdonker
- halfduister
- schemeravond
- schemerdonker
- schemerduister
- schemerlicht
- schemertijd
Hyperoniemen
schemer
Zelfstandig naamwoord
- de periode van verminderend licht tussen dag en nacht