Betekenis van:
scheuren

scheuren
Werkwoord
  • hard en roekeloos rijden
"de bocht om scheuren"
"lieve help, wat scheur jij met die ouwe bak"

Synoniemen

Hyperoniemen

scheuren
Werkwoord
  • verscheuren
"iets doormidden scheuren"
"iets in [tweeën/drieën/..] scheuren"

Hyperoniemen

scheuren
Werkwoord
  • in twee of meer delen trekken
"De aardschok scheurde het huis in tweeën."
scheuren
Werkwoord
  • langs een inkeping in twee of meer delen uiteenvallen
"De muur scheurde van boven naar beneden."
scheuren
Werkwoord
  • met een ruk losmaken

Synoniemen

Hyperoniemen

scheuren
Werkwoord
  • weiland door omploegen tot bouwland maken

Hyperoniemen

Hyponiemen

scheur (de ~ | meervoud scheuren)
Zelfstandig naamwoord
  • mond
"je scheur opentrekken"

Hyperoniemen

Hyponiemen

scheur (de ~ | meervoud scheuren)
Zelfstandig naamwoord
  • barst, spleet
"er zitten scheuren in het wegdek"
"een scheur in iets hebben"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. scheuren
  2. scheuren (vorstspleten, enz.)
  3. Verwondingen (ontschorsing, scheuren, enz.)
  4. Technische scheuren zijn niet aanvaardbaar.
  5. lichte beschadiging of niet-dichtgegroeide scheuren,
  6. lichte beschadiging of niet-dichtgegroeide scheuren,
  7. Er mogen zich geen scheuren vormen.
  8. Er is gevaar voor defecten of scheuren
  9. Er mogen zich geen scheuren of breuken voordoen.
  10. De geteste exemplaren mogen geen zichtbare scheuren vertonen.
  11. Diensten voor het inspecteren van boorputten op scheuren
  12. het castreren van mannelijke varkens op een andere wijze dan door het scheuren van weefsel;
  13. Door de kanten van het slingergewicht veroorzaakte scheuren worden buiten beschouwing gelaten.
  14. Trommel of schijf vertoont te veel slijtage, te veel kerven, scheuren, zit los of is gebroken.
  15. De tank mag niet lekken via scheuren, poriën of soortgelijke gebreken.