Betekenis van:
schitteren
schitteren
Werkwoord
- een sterk licht verspreiden
"Die ring schitterde wel heel erg."
schitteren
Werkwoord
- opvallen
"Hij schitterde door niet naar de rechtbank te komen."
schitteren
Werkwoord
- fonkelen; twinkelen; fonkelen; fonkelen; fonkelend; bewegend fel licht geven; glinsterend; flikkeren
"de zon schittert (op het water)"
"in de zon schitteren"
Synoniemen
Hyperoniemen
schitteren
Werkwoord
- uitmunten; uitblinken; uitblinken; uitblinken
"schitteren door afwezigheid"
"schitteren op de wereldkampioenschappen"