Betekenis van:
schooier
schooier
Zelfstandig naamwoord
- een landloper
"Daar liepen een paar schooiers."
schooier
Zelfstandig naamwoord
- een deugniet
"Wat een schooiertje ben je toch!"
schooier
Zelfstandig naamwoord
- een bedelaar
"Er zaten een aantal schooiers in die steeg."
schooier (de ~ | meervoud schooiers)
Zelfstandig naamwoord
- ondeugend persoon; deugniet; deugniet; ondeugd; ondeugend kind; ondeugend iemand; ondeugend iemand; deugniet; sympathiek maar guitig iemand; ondeugend iemand; stout iemand; ondeugende jongen; lastig kind; gecastreerde haan; slechte zede; gemene kerel; ondeugende jongen; deugniet
"je moet die schooier goed in de gaten houden!"
Synoniemen
- deugniet
- aap
- apekop
- apenkop
- bengel
- boef
- doerak
- dondersteen
- donderstraal
- lorejas
- nietdeug
- rakker
- rekel
- schavuit
- schobbejak
- stouterd
- stouterik
- vlegel
- blaag
- kapoen
- ondeugd
- vlerk
- belhamel
Hyperoniemen
Hyponiemen
schooier (de ~ | meervoud schooiers)
Zelfstandig naamwoord
- iemand zonder vaste verblijfplaats; iemand zonder huis; rondtrekkende student/geestelijke; armoedig iemand